Cobalamine wordt in de maag vrijgemaakt van de omhullende eiwitten uit het voedsel door de werking van maagzuur en enzymen.
Vervolgens
bindt het aan r-factor, een eiwit geproduceerd door de speekselklieren,
en wordt het naar de twaalfvingerige darm vervoerd.
Door enzymen uit de alvleesklier wordt de verbinding met het r-factor verbroken, en bindt cobalamine met Intrinsic factor.
Dit is een glycoproteïne gemaakt in de pariëtele cellen in de maagwand.
Het gevormde complex wordt vervolgens opgenomen in het laatste stuk van de dunne darm door specifieke receptoren.
Circa een procent kan passief worden opgenomen, zonder intrinsic factor of receptoren in de darm.
Cobalamine
is nodig voor de vorming van methionine, een aminozuur dat essentieel
is voor de DNA-synthese. Een tekort aan cobalamine leidt derhalve tot
een probleem bij sneldelende cellen die veel DNA moeten aanmaken. Het
duidelijkst is dit bij rode bloedcellen, maar ook de bekleding van de
darmen, de vagina en tong kan minder goed worden aangemaakt.
Een
tweede functie van cobalamine is het stimuleren van de vorming van
myeline. Dit eiwit omhult de zenuwuitlopers waardoor de impulsgeleiding
van de zenuw wordt versneld.
chematisch overzicht van de rol van vitamine B12 (cobalamine) in het homocysteïne- en het methylmalonzuurmetabolisme.
De belangrijkste voorwaarden om deze vitamine zijn werk te laten doen zijn:
1.Het voedsel moet vitamine B12 bevatten van dierlijke oorsprong
2.De intrinsic factor moet aanwezig zijn
3.De dunne darm moet gezond zijn